Cassatievoorzieningen in strafzaken durven nogal eens gekenmerkt te worden door een grote mate van inventiviteit. Meestal draait die inventiviteit op niets uit. Zo ook in het arrest van 21 maart 2023.
De eiser in cassatie was schuldig bevonden aan het misdrijf misbruik van vertrouwen (art. 491 Sw.). Deze schuldigverklaring was het gevolg van het opnemen van bedragen in een rekening-courant van zijn vroegere vennootschap.
Volgens de eiser in cassatie was er geen vuiltje aan de hand. Immers, “er is (…) geen precair bezit van het opgenomen geld aangezien bedragen opgenomen in een rekening-courant in eigendom overgaan naar de rekeninghouder.“ Anders gesteld: ik heb de gelden volledig afhandig gemaakt van de vennootschap, en niet slechts half, dus val mij vooral niet lastig. Het Hof van Cassatie ziet de zaken – terecht – anders.
"Gelden van een vennootschap zijn ter bede toevertrouwd aan haar bestuurders, die deze gelden enkel mogen beheren en besteden in het belang van de vennootschap. Het wanbedrijf misbruik van vertrouwen vereist als materieel constitutief bestanddeel een verduistering of een verspilling. Een verduistering zoals hier bedoeld is een wederrechtelijke toe-eigening van hetgeen ter bede is toevertrouwd. Die verduistering kan aldus bestaan in het feit dat de bestuurder van een vennootschap zich persoonlijk gelden van die vennootschap toe-eigent. Dat deze gelden ingevolge die toe-eigening in eigendom overgaan op die bestuurder, impliceert bijgevolg niet dat het materieel constitutief bestanddeel van het misbruik van vertrouwen niet is vervuld, maar integendeel dat het precies wel is vervuld."
Voor het overige bleek uit de motivering van het bestreden arrest dat “de eiser naar het oordeel van de appelrechters reeds op het moment van de toe-eigening van de gelden van de vennootschap wist dat hij deze gelden niet zou kunnen terugbetalen of daarover geen zekerheid had.“
Eigenlijk zijn dergelijke voorzieningen een verspilling van de toch wel kostbare tijd van het Hof van Cassatie. Positief beschouwd, brengt dit arrest in herinnering – voor wie dergelijke herinnering nodig heeft – dat gelden van een vennootschap geen gelden van bestuurders (noch van aandeelhouders) zijn. En dat al te artificiële juridische “spitsvondigheden” tegen de realiteit botsen die te allen tijde maatgevend moet zijn in het recht.
15 mei 2023
In het vennootschapsrecht is de peildatum de datum waarop de aandelen moeten worden gewaardeerd in het kader van een geschillenregeling.
Het Hof van Cassatie verduidelijkt de omstandigheden waarin de rechter kan afwijken van het logische principe dat de peildatum de datum van overdracht van de aandelen is.
In beginsel is de peildatum inderdaad de datum van de overdracht van de aandelen, aangezien op dat moment in principe ook het economisch risico overgaat.
Bij wijze van uitzondering kan de rechter de peildatum loskoppelen van de datum van overdracht om de waardering van de aandelen te corrigeren. Ook het WVV bevestigt dit principe in de artikelen 2:67 en 2:69.
In het arrest van 31 maart 2023 wordt benadrukt dat de feitenrechter alleen een andere peildatum mag hanteren, wanneer hij in concreto vaststelt dat de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen of het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering, een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.
In deze zaak besloot de feitenrechter de vordering tot uittreding van een aandeelhouder toe te kennen op basis van een duurzame en ernstige onenigheid. Vervolgens stelde hij de peildatum enkele jaren vroeger vast dan de datum van overdracht.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de feitenrechter zijn beslissing niet conform de wet motiveert wanneer hij zich in zijn motivering beperkt tot een loutere verwijzing naar de vastgestelde ernstige en duurzame onenigheid, zonder precies vast te stellen dat de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen of de (verwijtbare) gedragingen van de partijen ten gevolge van de vordering een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.
De motivering van de feitenrechter over de concrete omstandigheden van de zaak moet dus nader worden uitgewerkt, zodat de impact daarvan op de waarde van de aandelen duidelijk vaststaat.
15 mei 2023
Il s’agit d’un litige concernant une mission contractuelle qui a été confiée par un donneur d’ordre a un réviseur d’entreprises en vue d’obtenir et examiner une proposition de financement de l’acquisition d’une société A par une société B. Le cabinet du révision avait été nommé commissaire de la société B a l’issue de la création de cette derniere et
aux termes d’une mission relative a un apport en nature a celle-ci.
Le réviseur d’entreprises ne peut que communiquer des attestations ou confirmations opérées avec l’accord écrit de l’entreprise auprès de laquelle il exerce sa fonction ou mission, mais ne peut en aucun cas divulguer d’autres informations, même concernant la santé financière difficile de son client et même avec l’accord de son client. L’exception à l’obligation du secret professionnel relative à la communication d’attestations ou de confirmations ne l’autorise pas à transmettre de telles informations à des tiers mais uniquement à garantir l’exactitude d’informations déjà en possession du destinataire. L’autorisation d’attester ou de confirmer certaines informations ne porte que sur les informations visées par l’accord écrit donné par l’entreprise concernée, à l’exclusion de toute autre information.
30 juni 2022
20 april 2022
Op de vraag of de nietigheidssanctie geldt bij elke schending van de belangenconflictregeling oordeelt het Hof van Cassatie in een arrest van 9 december 2021 (C.19.0644.N) het volgende:
“Een beslissing of verrichting kan worden nietig verklaard indien de schending van de belangenconflictregeling de totstandkoming ervan heeft kunnen beïnvloeden. Dit is het geval wanneer de naleving van het voorschrift kon hebben geleid tot het afwijzen van de voorgenomen beslissing of verrichting of tot de aanvaarding ervan onder sterk verschillende voorwaarden.
(…)
Door aldus te oordelen dat de vordering tot nietigverklaring niet kon worden toegewezen omdat een formele mededeling van het belangenconflict in de gegeven omstandigheden geen wezenlijke invloed zou hebben gehad op de besluitvorming van de raad van bestuur, verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht.”
Enkel wezenlijke schendingen van de belangenconflictregels, die de besluitvorming of de verrichting kunnen beïnvloeden, kunnen aldus tot de nietigheid van het besluit of de verrichting die heeft plaatsgevonden met overtreding van deze belangenconflictregels leiden.
21 maart 2022
Gelet op de functie en bevoegdheden van de bedrijfsrevisoren, in het bijzonder de uitoefening van de revisorale opdrachten en de onafhankelijkheid, integriteit en objectiviteit die daarbij van de bedrijfsrevisor worden verwacht, kan volgens het Grondwettelijk Hof worden aanvaard dat de wetgever verregaande vereisten inzake de betrouwbaarheid van bedrijfsrevisoren oplegt, zoals gedefinieerd door artikel 5, § 1, 2° van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.
In dat verband vermocht de wetgever redelijkerwijze te oordelen dat natuurlijke personen die worden veroordeeld tot een strafrechtelijke geldboete wegens een inbreuk op de preventieve witwaswetgeving automatisch de betrouwbaarheid als bedrijfsrevisor verliezen, zelfs wanneer het bedrag van de opgelegde geldboete gering is, waarbij aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) geen beoordelingsvrijheid wordt toegekend (art. 9, § 1, 3° van de wet van 7 december 2016). Een dergelijk automatisch verlies van betrouwbaarheid en de daarmee gepaard gaande verplichting voor het IBR om de hoedanigheid van bedrijfsrevisor te weigeren of in te trekken, houden op zich geen onevenredige beperking in van de rechten van de betrokken natuurlijke personen.
De bestreden bepaling heeft volgens het Hof evenwel onevenredige gevolgen, in zoverre het verlies van de betrouwbaarheid op grond van artikel 5, § 1, 2°, f) van de wet van 7 december 2016 van onbeperkte duur is, waarbij het zelfs niet mogelijk is voor het IBR om na verloop van een bepaalde periode in concreto te beoordelen of de betrokkene opnieuw betrouwbaar kan worden geacht en hem derhalve alsnog de hoedanigheid van bedrijfsrevisor kan worden toegekend. Het is onevenredig streng ervan uit te gaan dat het verlies van de betrouwbaarheid als bedrijfsrevisor in zulke gevallen per definitie onherroepelijk zou zijn en de betrouwbaarheid in geen enkele omstandigheid nog zou kunnen worden hersteld.
1 februari 2022
In het vennootschapsrecht kunnen ingeval van een deficitair faillissement de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort, indien een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement (art. 265, 409 en 530 W.Venn.) Deze aansprakelijkheidsgrond is thans opgenomen in artikel XX.225 van het Wetboek van economisch recht.
Deze aansprakelijkheid geldt niet voor bestuurders/zaakvoerders van een kleine onderneming waarin over de drie boekjaren voor het faillissement, of, indien de onderneming sedert minder dan drie jaar is opgericht, alle boekjaren voor het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 euro, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt en waarin het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 euro (art. XX.225, § 2 WER).
19 januari 2022
Niet-nakoming – Artikel 49 VWEU – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123/EG – Artikel 25, leden 1 en 2 – Beperkingen op multidisciplinaire activiteiten van boekhouders
Door een verbod in te stellen op het gezamenlijk uitoefenen van de activiteiten van boekhouder en die van verzekeringsmakelaar, verzekeringsagent of vastgoedmakelaar dan wel bancaire activiteiten en activiteiten van financiële dienstverlening, en door de kamers van het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten toe te staan het gezamenlijk uitoefenen van de activiteiten van boekhouder en elke ambachts-, landbouw- en handelsactiviteit te verbieden, is het Koninkrijk België de verplichtingen niet nagekomen die op deze lidstaat rusten krachtens artikel 25 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt en artikel 49 VWEU.
28 april 2021
Dienstverband van een wettelijke auditor bij een gecontroleerde entiteit – Wachttijd – Verbod op aanvaarding van een voorname leidinggevende functie in de gecontroleerde entiteit - Uitdrukking ,een functie aanvaarden’ – Strekking – Sluiting van een arbeidsovereenkomst met de gecontroleerde entiteit – Onafhankelijkheid van wettelijke auditors – Extern aspect
28 april 2021
14 april 2021
Krachtens artikel 35 KB/W.Venn., zoals te dezen van toepassing, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen, onverminderd de toepassing van de artikelen 29, 57, 67, 69, 71, 73 en 77. Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan: of de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 36, of de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 37, of de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 39.
14 april 2021
In zijn vonnis van 16 november 2020 oordeelde de ondernemingsrechtbank van Gent, afdeling Dendermonde dat de bestuurder geen bescherming put uit het feit dat de vennootschap een gerechtelijke reorganisatie heeft doorlopen voorafgaand aan het faillissement en dit op basis van de overwegingen in randnummer 24 van het vonnis in bijlage:
4 januari 2021
Op 26 september 2019 werd een zaak aangespannen voor het Grondwettelijk Hof, onder meer tot vernietiging van een aantal bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).
Door de indieners werd aan het Grondwettelijk Hof onder andere gevraagd om de volgende bepalingen te vernietigen die betrekking hebben op de verplichte tussenkomst van een bedrijfsrevisor of een extern gecertificeerd accountant in verschillende fases van het leven van een vennootschap, vereniging of stichting:
22 oktober 2020
In zijn arrest van 26 juni 2020 vernietigt de Raad van State de meldingsplicht in artikel 19, § 1 van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register.
Deze bepaling verplichtte alle onderworpen entiteiten zoals de bedrijfsrevisoren om de Administratie van de Thesaurie via elektronische weg op de hoogte te brengen van eventuele verschillen tussen de informatie in het UBO-register en de informatie waarvan zij kennis hebben.
10 augustus 2020
26 februari 2020
Waardering van aandelen bij de vordering tot uitsluiting
19 februari 2020
25 oktober 2019
17 oktober 2019
27 september 2019
25 september 2019
19 september 2019
Omzetting van een schuldvordering op een vennootschap in moeilijkheden in kapitaal
2 september 2019
12 juni 2019
Valsheid in jaarrekening en gebruik – Oplichting - Niet voeren van een passende boekhouding – commissaris - Controle van de jaarrekening
21 maart 2019
Valsheid in jaarrekening en gebruik – Oplichting - Niet voeren van een passende boekhouding – Commissaris - Controle van de jaarrekening
21 maart 2019
12 februari 2019
12 februari 2019
12 februari 2019
12 februari 2019
28 september 2018
28 september 2018
28 september 2018
3 mei 2018
15 december 2017
5 december 2017
5 december 2017
20 juni 2017
26 januari 2017
21 november 2016
24 oktober 2016
24 oktober 2016
27 juli 2016
27 juli 2016
12 april 2016
12 april 2016
2 maart 2016
5 november 2015
5 november 2015
5 november 2015
15 oktober 2015
30 september 2015
30 september 2015
30 september 2015
29 september 2015
21 september 2015
21 september 2015
18 september 2015
18 september 2015
13 augustus 2015
13 augustus 2015
15 juli 2015
20 maart 2015
20 maart 2015
20 maart 2015
20 maart 2015
5 februari 2015
5 februari 2015
27 januari 2015
27 januari 2015
9 januari 2015
3 november 2014
27 oktober 2014
27 oktober 2014
4 september 2014
4 september 2014
16 juli 2014
15 juli 2014
26 juni 2014
8 mei 2014
8 mei 2014
8 mei 2014
8 mei 2014
8 mei 2014
8 mei 2014
1 februari 2014
24 oktober 2013
24 oktober 2013
10 oktober 2013
10 oktober 2013
1 oktober 2013
9 juli 2013
24 mei 2013
16 mei 2013
16 mei 2013
22 februari 2013
11 februari 2013
11 februari 2013
11 februari 2013
11 februari 2013
11 februari 2013
23 januari 2013
23 januari 2013
15 november 2012
15 november 2012
8 oktober 2012
4 oktober 2012
15 december 2011
15 december 2011
7 december 2011
7 december 2011
1 december 2011
9 november 2011
9 november 2011
30 juni 2011
17 juni 2011
17 juni 2011
1 februari 2011
Grondwettelijk recht - 1. Federale bevoegdheden - a. Bedrijfsrevisor - Organisatie en uitoefening van het beroep - b. Overheidsopdrachten - Juridisch stelsel - c. Handelsrecht en vennootschapsrecht - 2. Bevoegdheden van de gewesten - a. Oprichten van gedecentraliseerde diensten, instellingen en ondernemingen of kapitaalsparticipaties - b. Ondergeschikte besturen. Bedrijfsrevisor - Inschrijving voor een mandaat bij een Waalse aanbestedende overheid - 1. Regel inzake externe rotatie - 2. Onverenigbaarheden - 3. Transparantieverslag.
27 januari 2011
27 januari 2011
10 december 2010
12 augustus 2010
12 augustus 2010
11 september 2009
5 juni 2008
24 mei 2007
28 april 2005
19 april 2005
30 juni 2004
8 april 2004
26 maart 2004
12 januari 2004
5 januari 2004
25 juli 2003
25 juni 2002
16 mei 2000
22 december 1998
11 december 1998
19 december 1997
27 juni 1997
12 december 1996
6 juni 1996
20 november 1995
17 mei 1995
13 januari 1995
13 januari 1995
30 mei 1993
9 november 1992
23 november 1989
31 oktober 1989
3 oktober 1989
27 september 1989
27 januari 1988
13 januari 1987
26 juni 1986
5 juni 1986
23 mei 1986
9 mei 1986
10 april 1986